Eieren | 3 |
Melk | 3,5 dl |
Gist | 20 g |
Lauw water | 3,5 dl |
Zelfrijzende bloem | 450 g |
Gesmolten boter | 100 g |
Griessuiker | 1 el |
Zout |
Verwarm de melk lauw in een pannetje. In een andere pan smelt je de boter, maar zorg ervoor dat hij niet buin kleur. Doe bij de boter de melk en het lauwe water.
Scheid de eiren in twee aparte kommen. De eierdooiers gaan in één kom, de eiwitten in de andere. Klop de dooiers los met een garde.
Voeg het geheel van de melk, boter en het lauwe water eraan toe. Daarna klop je de gist door het beslag tot deze volledig is opgelost. Voeg griessuiker toe en meng opnieuw.
Ontvet een mengkom en klop daarin de eiwitten los tot een stevig schuim. Zorg dat de garde volledig proper is, anders lukt het niet! Spatel het opgeklopte eiwit voorzichtig onder het beslag, zodat de lucht erin blijft.
Stooi nog een snuifje zout ter afwerking en spatel alles nog eens luchtig door. Laat het beslag afgedekt een halfuurtje rusten op kamertemperatuur.
Bak de wafels in een wafelijzer met grote gaten, zodat de wafel eruitziet als de klassieke Brusselse wafel. Werk af met bloemsuiker, slagroom of andere toppings en genieten maar!