Boter | 20 g, plus extra |
Eieren | 4 |
Kastanjemeel | 180 g |
Patentbloem | 50 g |
Volle melk | 600 ml |
Zout | snufje |
Schapenricotta | 300 g |
Superfijne suiker | 100 g |
Marrons glacés | 100 g |
Gesuikerde sinaasappelschil | 40 g |
Poedersuiker | om te bestuiven |
Gekonfijte sinaasappelschijfjes | |
Sinaasappelschil | sliertjes |
Snijd de boter in kleine blokjes, smelt ze in een kleine pan en laat afkoelen. Kluts de eieren in een kleine kom. Zeef het kastanjemeel en de bloem in een grote kom en voeg al kloppend met een garde 50 g van de suiker en geklutste eieren toe. Giet de melk er langzaam bij, gevolgd door de gesmolten boter en een snufje zout, en blijf voortdurend kloppen om te voorkomen dat zich klontjes vormen. Dek de kom af met plasticfolie en laat het beslag 1 u staan.
Wrijf de ricotta voor de vulling met de achterkant van een lepel door een zeef in een kom en roer 50 g suiker erdoor tot je een glad, romig mengsel hebt. Verkruimel de marrons glacés (gesuikerde kastanjes), en hak de gesuikerde sinaasappelschilletjes, en roer ze door het ricottamengsel.
Verhit de crêpepan intussen op matig vuur en vet hem licht in met boter. Schep een kleine lepel beslag in de crêpepan en kantel de pan om het over het hele oppervlak uit te laten vloeien. Keer de crêpe wanneer de randjes goudbruin beginnen te worden met een spatel of paletmes om en bak de andere kant ongeveer 30 sec, tot die kant ook goudbruin is. Herhaal dit met de rest van het beslag.
Schep wat ricottavulling in het midden op een helft van de crêpe, vouw dubbel en rol er een hoorntje van. Serveer de crêpes meteen, bestrooid met poedersuiker, en met gekonfijte sinaasappelschijfjes en sliertjes sinaasappelschil.