Ambuyat, het nationale gerecht van Brunei, ziet er op het eerste zicht misschien niet al te smakelijk uit. Toch spelen de half miljoen inwoners van het land het plakkerige papje makkelijk binnen. Het heeft in een maaltijd dezelfde functie als rijst. Vooral de toppings en bijgerechten spelen een grote rol in de smaakervaring ervan.
Ambuyat wordt gemaakt van sagomeel, dat men haalt uit het merg van de tropische sagopalm. Het lijkt een beetje op aardappel- of tapiocazetmeel. Wanneer je het mengt met heet water wordt het een papje dat een beetje lijkt op lijm.
Hoe eet je het?
In Brunei eet men ambuyat meestal bij speciale gelegenheden of als lunch, met een gefermenteerde zure saus en verschillende groenten. Traditioneel eet je het met een dubbelgevorkte bamboestok, genaamd chandas. Die hebben wat weg van wegwerp eetstokjes die niet volledig uit elkaar zijn getrokken. Je draait het slijmerige papje rond je stok en sopt het vervolgens in een saus. Kauwen doe je niet, je slikt het geheel in één keer door.
Door de flauwheid van de ambuyat zelf, paart men het gerecht met een verscheidenheid aan groenten, vlees, bijgerechten en sauzen. De meest populaire dips zijn binjai, gemaakt van een lokale zure vrucht, en tempoyak, gemaakt met gefermenteerde durian. Ook in Indonesië en Maleisië heeft men gelijkaardige papjes, die zijn daar bekend onder de respectievelijke namen papeda en linut. Wil je zelf de bijzondere textuur ervaren, ga dan eens op zoek naar sagomeel in je Aziatische supermarkt. Blijkt die onvindbaar, vervang dit dan voor tapioca- of aardappelzetmeel.