In Deinze waagt Jordi Dendauw zich aan het telen van gember, een gewas dat normaal alleen in tropische omstandigheden gedijt. Met 900 planten in zijn serre onderzoekt hij of de teelt in Vlaanderen haalbaar is.
In Deinze heeft Jordi Dendauw, een lokale boer met een passie voor experimentele landbouw, zich toegelegd op het kweken van gember, een kruid dat gewoonlijk in tropische landen zoals China en Peru wordt verbouwd. Dendauw's project, dat deel uitmaakt van een wetenschappelijk onderzoek gesponsord door het Vlaams Agentschap voor Innovatie en Ondernemen, onderzoekt of het mogelijk is om economisch rendabele en kwalitatief hoogstaande gember te produceren onder de Belgische weersomstandigheden.
De gemberplanten, die in het voorjaar zijn gezaaid, staan op het punt geoogst te worden. Tot nog toe wordt gember het meest geïmporteerd uit Azië, maar lokale teelt zou vele voordelen kunnen bieden, zoals versheid en lagere transportkosten, om nog maar te zwijgen van de verminderde risico's op plantenziekten zoals Ralstonia, die in Europa strikt gereguleerd zijn.
Het telen van gember in Vlaanderen is niet zonder uitdagingen. De plant heeft niet genoeg tijd om een dikke schil te ontwikkelen, waardoor de Vlaamse gember zachtroze en dunner geschild is dan zijn tropische tegenhangers. Dit maakt hem minder lang houdbaar, hoewel hij qua smaak en sappigheid kan concurreren met de beste gember van de wereld. De vraag blijft of de hogere productiekosten en arbeidsintensiteit noodzakelijk voor lokale teelt rendabel kunnen zijn voor boeren zoals Dendauw.
Met de slinkende marges in de traditionele landbouw en de groeiende nadruk op lokale en duurzame voedselproductie, blijft de potentie van Vlaamse gember een boeiende prospect. Wie weet wordt deze specerij binnenkort net zo gewoon op Vlaamse gronden als de traditionele gewassen die we nu kennen.