Stroop:
- Smelt de keukenstroop, 100 g boter en 200 g basterdsuiker in een pannetje totdat de suiker helemaal is opgelost. Laat het vocht er wat uitkoken zodat de stroop dikker wordt.
- Voeg het zout en een snufje kaneelpoeder toe en roer goed. Laat de stroop afkoelen totdat deze lauwwarm is.
Let op: kokende stroop is wel 170 graden heet. Proef dus nooit, maar laat eerst afkoelen. Als de stroop te hard geworden is om makkelijk op de wafels of koeken te smeren, verwarm dan voorzichtig tot de goede dikte.
Stroopwafels:
- Smelt de 200 g boter, meng met de 100 g witte basterdsuiker, het zout, het ei en de melk. Meng de bloem met bakpoeder, snufje kaneel en zout en meng door de botermix tot een glad deeg ontstaat. Niet te lang kneden.
- Laat het deeg in een kom afgedekt 1 uur rusten bij kamertemperatuur.
- Vorm van het deeg balletjes van circa 30 gram (voor een grote wafel) of 15 gram (voor een kleine wafel) en leg ze op een schaal of bakplaat. Vet een wafelijzer in met een beetje boter en bak de balletjes tot goudbruine wafels (zo’n 2 minuten). Steek een rondje uit met de uitsteker. Bewaar de snippers in een bakje. Als je ze niet uitsteekt, zien de wafels er wat ambachtelijker uit.
- Snijd de wafels zo snel mogelijk na het bakken horizontaal doormidden. Bestrijk één kant met de stroop, leg ze weer op elkaar en druk voorzichtig aan. Het is even uitproberen hoeveel stroop je nodig hebt. Neem je te weinig, dan worden de wafels te droog. Neem je te veel, dan loopt de stroop eruit.